Waarom kortverhalen?
Een van de leukste omschrijvingen ooit over korte verhalen, las ik in de intro van de kortverhalenbundel Tunneling to the center of the earth van Kevin Wilson, een zalig boek trouwens voor wie van magisch realistische kortverhalen houdt. Hij vergelijkt schrijven met een auto kopen: alle wegen liggen open, je kan alle richtingen uit, de wereld ligt aan je voeten. Kortverhalen zijn voor hem net dat beetje anders:
“Short stories, for me, are like stealing a car, driving it as fast as you can, and crashing it into a tree, knowing you were always going to do that very thing. And then you crawl out of the car, which is now mangled and smoking, and you realize that you aren't dead, that you're still alive. And you look at the car and it's beautiful. And you walk away.”
Ja! Dat zijn kortverhalen ook voor mij. Je wordt van een hoge toren naar beneden gegooid, midden in een verhaal gedropt en dan, als de plotlijn afgelopen is, door een onzichtbare hand weer weggeplukt uit de setting. Dat vluchtige, maar diepgaand onderdompelen in een wereld, in iemands hoofd, in een gedachte, een handeling, een avond, een gesprek, een gevoel, vind ik magisch.
Eventjes in iemands hoofd kunnen kijken, een situatie mee beleven en dan weer weg. En de lezer de ruimte laten om de drie puntjes verder zelf in te vullen, the bigger picture zelf in te kleuren. Want er is niet genoeg tijd om de hele context te schetsen, soms weet je niet eens hoe iemand heet of hoe hij eruit ziet. Maar dat vind ik net fijn.